‘Wij gaan van de ene oorlog naar de andere, van de ene complicatie naar de andere. Het inslaan van voedsel, het omgaan met geld en economische crises, het blijven en vertrekken. Het is een patroon voor ons, het is onderdeel geworden van onze maatschappij”, legt Azmi Kawas uit op het terras van zijn restaurantje in Beiroet.
De 69-jarige Kawas, restauranthouder en eigenaar van een souvenirwinkel en kunstatelier, reflecteert op de huidige onrust in Libanon over een mogelijk conflict met Israël, terwijl hij een kop thee drinkt en een sigaretje rookt. „In deze dynamiek leven we nu eenmaal, het is niets nieuws. Iedereen is wel door zo’n periode gegaan als nu.” Hij is niet bang, zegt hij, maar maakt zich wel zorgen over wat er misschien komen gaat.
Net als Kawas kijken zijn landgenoten met argusogen naar de oorlog die zich in Gaza en Israël afspeelt. Sinds het uitbreken ervan, twee weken geleden, is het ook zeer onrustig in het zuiden van Libanon dat grenst aan Noord-Israël. Zowel het Israëlische leger als de militante sjiitische organisatie Hezbollah, bondgenoot van de Palestijnse militante groep Hamas, schiet er in toenemende mate al zo’n twee weken heen en weer. Aan weerszijden zijn hierbij dodelijke slachtoffers gevallen, maar er zijn ook burgers omgekomen. Een week geleden werd een groep filmende journalisten van persbureaus Reuters, Al Jazeera en AFP geraakt door twee Israëlische raketten. Een van hen kwam daarbij om het leven, vijf anderen raakten gewond.
In de wijk Tariq Jdideh lopen bewoners en winkeliers tussen de zware herfstbuien door over straat. De 20-jarige Adam Ayad zit met een vriend wat te hangen voor de deur van zijn elektronicawinkeltje, te wachten op clientèle. „Mensen komen veel minder de deur uit sinds de oorlog in Gaza, en kopen ook nog maar weinig. Iedereen maakt zich zorgen en spaart zijn geld op. Het zijn donkere dagen.”
In Tariq Jdideh is de meerderheid van de bewoners soennitisch. De wijk ligt pal aan de oude Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila, die inmiddels tot gewone, zij het zeer arme, wijken van Beiroet zijn verworden. De dag na de explosie bij het Ahli Arab-ziekenhuis in de Gazastrook gingen in reactie op de inslag veel mensen de straat op, vertelt Ayad. Ze hebben het thuis veel over de oorlog en wat er in Libanon zou kunnen gebeuren. „Helaas is het niet de Libanese regering die bepaalt of het oorlog wordt. Dat besluit ligt in de handen van Hezbollah.”
Haat-liefdeverhouding met Palestijnen
De huidige schermutselingen en bombardementen in Zuid-Libanon komen voort uit een decennia oud conflict tussen de twee landen dat nu weer dreigt op te laaien. Na de Nakba (1947-1949) en de Zesdaagse Oorlog (1967) werden er honderdduizenden Palestijnen verdreven en belandden zij in buurlanden zoals Libanon, en Jordanië. Een deel van hen organiseerde zich in verzetsbewegingen zoals de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie PLO en Palestijnse Islamitische Jihad. De laatste decennia vechten zij samen met Hezbollah (dat financieel en militair wordt gesteund door Iran) vanuit Libanon tegen de staat Israël. Als reactie daarop viel Israël meerdere malen Libanon binnen (1978, 1982 en 2006) en bezette het zuiden tot 2000. Het politiek en maatschappelijk versplinterde en instabiele Libanon, dat zelf een burgeroorlog meemaakte, is nooit in staat geweest om dit soort milities te weren of in te dammen.
„Libanon heeft een haat-liefdeverhouding met de Palestijnen en de Palestijnse zaak”, zegt Reinoud Leenders, universitair docent aan King’s College London en fellow bij The Policy Initiative, een denktank in Beiroet. „Vooral een deel van de christelijke bevolking, de maronieten, zag de toestroom van Palestijnse vluchtelingen als een bedreiging voor de demografische verdeling.” Die demografische verdeling staat namelijk aan de basis van het politieke systeem in Libanon, waardoor functies onderverdeeld worden op basis van religieuze groep. Die machtsbalans is altijd extreem precair geweest, en is daarmee nog een extra zorg voor een mogelijk nieuw conflict.
Veel Libanezen steunen de Palestijnse zaak, zegt Leenders, maar vinden tegelijkertijd niet dat zij daarvoor alles moeten riskeren. „Dat geldt minder voor een deel van de sjiitische bevolking en de achterban van Hezbollah, die ideologische of morele solidariteit vooropstellen.”
Hezbollah is de afgelopen twintig jaar zowel politiek als militair opzicht uitgegroeid tot een serieuze invloedrijke partij, die ondanks de aanwezigheid van het Libanese leger en de VN-vredesmissie UNIFIL de facto de lakens uitdeelt in het zuiden van het land. Die dreiging in Israëls achtertuin vormt nu een mogelijke aanleiding voor het begin van een regionaal conflict. Daar komt nog bij dat de onvoorwaardelijke steun die veel westerse leiders voor Israël de afgelopen weken hebben uitgesproken, ook voor veel Libanezen – ongeacht of ze tegen of voor de staat Israël zijn, en of ze nu wel of niet blij zijn met Hezbollah in Libanon – voelt als de olie op het vuur die het conflict kan doen overslaan naar buurlanden.
Leenders vermoedt, net als veel Libanezen, dat Hezbollah echter ook goed weet dat het politiek veel verlies zou lijden als het Libanon in een nieuwe oorlog meesleept. De impact van een oorlog zou immers desastreus kunnen zijn. „Maar als de aanvallen op Gaza blijven voortduren, zou het ook pathetisch overkomen als ze niets doen terwijl ze al 40 jaar roepen dat ze Jeruzalem zullen bevrijden.”
Blijven of vertrekken
De vraag voor bewoners in Beiroet en andere delen van het land, is of het conflict in het zuiden zich inderdaad net als in 2006 zal uitbreiden. Israël bombardeerde toen vooral doelen van Hezbollah in Zuid-Libanon en de wijk Dahieh in Zuid-Beiroet. Veel bewoners die niet daar of in de buurt wonen, lijken zich daarom wat minder zorgen te maken over Israëlische bombardementen, mocht het inderdaad zo ver komen. „Het zou dan echt een oorlog zijn tussen Israël en Hezbollah, niet met heel het land”, denkt Ayad.
De oorlog in 2006, die ruim een maand duurde, kostte aan zo’n 1.200 Libanezen en 165 Israëliërs het leven. Enkele honderdduizenden Israëliërs en zo’n 1 miljoen Libanezen raakten ontheemd. Libanon moest bovendien nog jaren bekomen van een zwaar beschadigde infrastructuur, zoals wegen, de haven en het vliegveld in Beiroet.
Waar een enkele bewoner van de hoofdstad erover nadenkt de wijk te nemen naar een familie(huis) in de bergen, hebben de meeste bewoners van Beiroet die optie niet. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de zo’n 1,5 miljoen Syrische vluchtelingen die de afgelopen twaalf jaar een oorlog in eigen land hebben ontvlucht.
De erbarmelijke staat van de Libanese economie, de alomtegenwoordige corruptie en het feit dat er al een jaar geen president is waardoor de overheid steeds meer diensten heeft moeten sluiten, maakt dat er sowieso al veel mensen naar manieren zochten om het land te verlaten. Het aantal mensen dat vanuit Libanon, zij het Libanezen of vluchtelingen zoals Syriërs, zelfs per boot naar Europa probeert te komen, is de afgelopen jaren rap toegenomen.
Nagham Ghandour (40) dacht er tot drie jaar geleden, na de ontploffing in de haven van Beiroet, nooit over na om Libanon te verlaten. Nu overweegt ze dit weer, vertelt ze. „Het is een heel bipolaire situatie. We zijn de hele dag moe en angstig. Dan spreek ik aan het einde van de dag toch weer af met vrienden om wat afleiding te zoeken. Maar we zijn al getraumatiseerd door de vele eerdere oorlogen. Waar ik mij nu nog het meeste zorgen om maak, is dat iedereen zich voorbereid op basis van hoe het liep in 2006. Maar wie zegt dat het net zoals toen gaat lopen? Misschien wordt het wel veel erger.”
De enige optie voor Ghandour is een baan in het buitenland vinden. „Gisteren kreeg ik een aanbod in Dubai”, vertelt ze. Maar ze wil alleen weg als ze haar familie mee kan nemen.
De Libanese diaspora is groot – groter dan het aantal mensen dat er daadwerkelijk woont. Mensen met dubbele nationaliteiten staan al twee weken voor de keuze of ze naar elders gaan. Maar de kinderen van Azmi Kawas, allemaal in de dertig, denken er niet aan, ook nu niet. „Ze hebben hier hun vrienden en familie, en een goed inkomen waarmee ze dollars verdienen.” Kawas heeft net als veel Libanezen familie in Canada, de VS en Frankrijk. Hij vroeg zijn kinderen een paar jaar geleden of ze niet met z’n allen naar de VS konden verhuizen. „Maar dat weigerden ze. Ze houden van hun land.”
Zelf verliet Kawas Libanon vier keer. „In de jaren 80, 90 en in 2000 heb ik perioden in Dubai gewoond. Elke keer kwam ik terug omdat ik verlangde naar Libanon, om hier te wonen. Dan dacht ik dat het weer beter zou gaan met het land, bijvoorbeeld toen [Rafic] Hariri premier was, of toen er na een tijd weer een regering werd gevormd. Maar nu heb ik door de crisis zo veel geld verloren dat ik niet nog een keer kan verhuizen en opnieuw een bedrijf kan beginnen. En voor het zoeken van een baan ben ik veel te oud.”
Kawas groeide op in een gezin waarin de kinderen meekregen zich niet met religieuze en politieke groepen te bemoeien. „Mijn vader zei, als je wilt geloven, dan is dat tussen jou en jouw God. Maar sluit je niet aan bij een religieuze groep. Daarom praten we hier op het werk en met klanten ook niet over politiek.” Religie en politiek hebben het land al genoeg verdeeld, vindt hij.
Hoe dan ook, zegt Kawas, „iedereen die genoeg geld heeft, al is het niet veel, kan hier heel gelukkig zijn. Mijn vrouw is Braziliaans, en volgende week komt zij terug naar Libanon. Daar maakt zij zich veel meer zorgen om haar veiligheid dan hier, daarom wil ze graag zo snel mogelijk terug. Nu is het hopen dat het vliegveld openblijft. Ze zei mij: vraag het ze alsjeblieft pas te sluiten als ik terug ben.”